Voor me lopen een moeder met haar dochter. Ze eten chips uit zo’n grote knisperzak. Als de zak leeg is, gooit moeders hem achteloos naast zich op de grond. “Mevrouw,” roep ik verbaasd, “u laat iets vallen.” De moeder kijkt achterom en ik wijs naar de grote knisperzak. “Die is toch van u?”
De moeder haalt haar schouders op. “Ziet u een prullenbak
dan?” vraagt ze verontwaardigd. “Die staan in het winkelcentrum, even verder
op,” antwoord ik. Ik raap de grote knisperzak op en wil hem teruggeven aan de
vrouw. Zij weigert hem aan te pakken. “Als u denkt dat ik met afval in mijn
hand over straat ga lopen, heeft u het mis,” zegt ze nijdig. Ze draait zich om
en loopt weg. Dochterlief volgt gedwee.
“Nou zeg, niet te geloven,” zeg ik tegen één van mijn
kinderen die verbaasd van mij naar de grote lege knisperzak kijkt. “Die mevrouw
gooit zomaar haar afval op straat. Lekker goed voorbeeld is ze voor haar kind.”
Als door een wesp gestoken, draait de dame zich om. “Waar bemoei je je
eigenlijk mee, kutwijf.” “Pardon?”
Ik krijg een hele tirade over me heen. De dame in kwestie
gaat helemaal los. Ze roept iets over afval op straat, wat haar geen bal kan
schelen. Ze wijst me op het feit dat er rondom de scholen geen prullenbakken
staan. En ze sist boos dat vuilnismannen worden betaald om afval op te ruimen.
Ik luister en geef haar deels gelijk. Er staan inderdaad
geen afvalbakken rondom de scholen en ja, ook vuilnismannen ontvangen salaris.
“Maar,” zeg ik zo rustig mogelijk “A: ik ben geen kutwijf, u kent mij niet
eens. B: u hoort geen afval op straat te gooien want dan wordt het een
puinhoop. C: u hoort het goede voorbeeld voor uw kind te zijn. Wat u nu doet,
doet uw dochter met haar vrienden morgen, overmorgen en alle dagen daarna. Dat
kan op den duur geen vuilnisman meer aan.
De dame en ik komen er samen niet uit. Ze is te boos, wat
volgens mij weinig met mij te maken heeft. Ze roept van alles over slechte
scholen, onfatsoenlijke mensen en over het leven dat niet meer te betalen is.
Ik laat haar uitrazen. Als haar woorden op zijn, draait ze
zich om. Nijdig stapt ze weg, richting het winkelcentrum. Haar dochter slentert
achter haar aan. Ik blijf achter met de grote lege knisperzak in mijn handen.
“Kom,” zeg ik tegen mijn kind. “Laten we een ijsje gaan halen.”
We praten nog wat over de mevrouw, over afval,
vuilnismannen, scholen kinderen en over de prijs van een ijsje. De grote lege
knisperzak gooien we in de prullenbak in het winkelcentrum. Thuisgekomen bel ik
de gemeente. Ik wil graag meer prullenbakken rondom de scholen en een plek waar
ouders elkaar kunnen ontmoeten, een bankje ofzo.
Het loopt allemaal wat moeilijk en ingewikkeld. Maar twee
jaar later is er op de plek van de woordenwisseling met de dame van de grote
lege knisperzak veel veranderd. Er staat een mooie boombank op een door de
plantsoenendienst aangelegd terrasje. Bovenden staat er een prullenbak.
Ondertussen heb ik Stichting de Blokhut opgericht. Een
stichting die zich inzet voor een betere buurt. We hebben geld binnen gehaald voor
de boombank, het terras, bloembakken, planten en mozaïek voor op de tegels. We
organiseren buurtfeesten die bezocht worden door honderden buurtbewoners.
Tussendoor organiseren we schoonmaak acties in de buurt met als motto: een
schonere buurt is een betere buurt.
Gisteren had ik namens Stichting de Blokhut een overleg met
de basisscholen in onze buurt. We hebben besloten dat we ons op 15 maart 2013
tijdens de Landelijke Opschoondagen gezamenlijk inzetten voor een schonere
buurt. Zij zorgen voor de kinderen. Wij zorgen voor de prikkers, de
vuilniszakken, de hulp van het Stadsdeel, het MtB, de vuilophaaldiensten en
voor het feestje. Bovendien gaan we ons inzetten voor meer prullenbakken rondom
de scholen en een ‘Social Sofa’.
Goed verhaal weer Ellen. En ook veel beter leesbaar dan op die andere....
BeantwoordenVerwijderen